Laatst kwam ik iemand tegen in een rode jas. Hij had een roos is zijn handen. Hij gaf me de roos en zijn dat ik hem moest volgen. De roos prikte en ik lachte. Ik had nog geen stap gezet of er was iemand die een tomaat at. Hij zei dat tomaten veel beter waren dan rozen. Of ik een tomaatje lustte? Helaas, ik lust geen tomaten, dus ik sloeg zijn aanbod af. Ik liep door en het leek wel of ik in de verte Harry Potter zag lopen. Het leek net de volwassen versie. Hij liep op me toe en zei dat het heel goed ging met mij. Dat is fijn. Ik vroeg of het goed met hem ging. Hij zei dat hij een beetje moe was. Hij was nog niet weg of ik waande mij een een groot weiland. Alles was groen. De koeien, de mensen, de lucht, alles rook ook groen. Een lieftallig dametje kwam op mij af. Ze zei dat dit de hemel op aarde was.
Dat geloofde ik toch niet en plop ik was weer op mijn oude plek. Ik vond dit allemaal maar vreemd, tot ik niet één, maar twee mensen tegen kwam. De een had een lange zwarte jas aan. De ander droeg een chique colbertje. De man met de lange zwarte jas zei dat hij niet goed genoeg was, de ander zei van zichzelf dat zijn collega's hem heel erg aardig vonden. Of ik in God geloofde? Ja, zei ik. Of ik hen dan wilde volgen? Ik twijfelde, zei dat ik er nog even over na wilde denken. Ik was nog niet uitgedacht toen er een aardige jongeman langskwam. Hij vroeg of ik me vrij voelde? Alle banden moeten los... "De vrijheid boven alles", schreeuwde hij. Ik vond hem nogal opdringerig en oneliners uitkramen. Hij werd al snel aan de kant geduwd. Een groepje enthousiastelingen schreeuwden om het hardst. Jij hoort hier niet, we zijn vol. De ene duwde nog harder dan de ander en riep dat dit land alleen voor ons was. Ik voelde me niet gewenst. Ik rende zo hard mogelijk weg, wat was dat? Toen ik alle schreeuwers achter me had gelaten zag ik een mannetje ineengedoken op een bankje zitten. Snikkend bekende hij dat hij er niet bij hoorde. Niemand wilde naar hem luisteren. In de 60er jaren, ja toen wel, maar nu niet meer. Ik sloeg een arm om zijn schouder en zei dat hij misschien een ander vak moest gaan leren. Misschien, zei hij. Ik liet hem alleen. Hoofdschuddend liep ik door. Wat had ik allemaal meegemaakt in zo'n kort tijd. Een verstandig man riep mij en vroeg wat er aan de hand was. Ik vertelde mijn verhaal. Hij zei: "volg niemand, dan alleen Jezus". Pas dan kun je op mensen vertrouwen. Dat heb ik dan maar gedaan.
zaterdag 18 november 2006
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten